woensdag, 04 maart 2015 14:24

nu 90 jaar geleden: de SCHELDE op de Zuiderpier

Bij het verlenen van hulp moeten zeeslepers dikwijls varen onder de slechtst denkbare omstandigheden. In open water op de lange deining hebben de sleepboten door hun extra sterke constructie en machinevermogen weinig te vrezen. Maar het is vaak buitengewoon riskant bij hulpverlening vlak onder de kust. Twee verliezen , waarvan één de omvang van een ramp aannam en acht mensenlevens eiste, deden zich voor in de twintiger en dertiger jaren. De ramp die het meest aansprak , was die van de sleepboot Schelde (II) op 8 maart 1925. Hierna volgt het beklemmende verslag van de gebeurtenissen in die vreselijke nacht...

soerakarta

Het was bar slecht weer voor de Nieuwe Waterweg. Er stond een stormachtige noordwestenwind en felle sneeuwbuien geselden het land en de zee. Binnenkomend was het vrachtschip Soerakarta van de Rotterdamsche Lloyd. In een sneeuwbui die de kapitein en de loods het zicht belemmerde, naderde het schip het Noorderhoofd. Het schip was al dicht bij de pieren toen het licht van de Noorder­pier in de bui verdween. Terugkeren was in verband met de stroom niet raadzaam en toen het vuur van de lichttoren weer zichtbaar werd, schoof het voorschip enkele seconden later reeds op de stenen berm van de Noorderpier. Het achterschip zwaaide rond en het trotse schip zat muurvast geklemd. De sleepboot "Schelde"(II) die als bergingsboot te Hoek van Holland lag gestationeerd ontvangt de eerste noodsig­nalen van de Soerakarta op. Schelde 1910a TvB1684Enkele seconden later is de "Schelde" één en al activiteit. Ook de "Waterweg" was reeds onderweg en snel ter plaatse. De afstand naar de stranding is binnen een kwartier afgelegd, ondanks de slechte weersomstandig­heden. Ook de stoomreddingboot "President van Heel", die onder bevel van Kapitein Slis stond, werd direkt zeeklaar gemaakt. De "Waterweg" had spoedig een trosverbinding tot stand gebracht, maar de tros brak. Hierna was het de beurt aan de "Schelde". Het duurde niet lang of de lijn was overge­gooid waarna men aan boord van de Soerakarta de sleeptros kon binnenhalen. De machine draaide op volle toeren maar de pier heeft z'n klauwen in de huid van de Soerakarta geslagen en liet zijn prooi niet los. Tele­grammen vonken van de antenne om meer sleepboten, maar voordat deze uit Maassluis op de strandingplaats aan­gekomen Soerakarta Schelde zuiderpierzijn moesten de "Schelde" en de kleinere "Water­weg" het spits afbijten tegen de wild aanjagende zee. Aanval op aanval wist kapitein Ben Welte­vrede te pareren tot op een gegeven moment de zee zijn kans schoon zag een zulk een uitval te doen dat de zware manillatros als een strootje afknapte. Een seconde later, nog voordat de machine kon worden gestopt, sloeg de gebroken tros onder de sleepboot door en kwam in de schroef waarmee de zee een nieuw slachtoffer aan zich ziet overgeleverd. De afstand naar de droogte van het Zuiderhoofd is niet groot en voordat de haastig uitgeworpen ankers voldoende houvast in het door de grondzeeën gegeselde zand hebben, was de "Schelde" aan de overkant van de riviermond ge­strand.

Schelde 01Archief Towingline-J van der Ster

De zee, niet te vreden met deze overwinning, beukt het laag op het water liggende schip en joeg de krullers er met vervaarlijke kracht overheen. De machinekamer slaat vol water en marconist Boxman, in zijn kleine marconihutje op het brugdek kon nog juist voordat de dynamo uitviel zijn S.O.S. de lucht inslingeren. In het radiostation aan de wal en op verschillende zusterschepen die onderweg waren naar Hoek van Holland bracht dit S.O.S. van de "Schelde" grote opschudding teweeg. Men is er met het noodsignaal vertrouwd; zovele reeds vormden het voorspel voor een succesrijk "job", maar hier realiseerde men zich dat dit het begin van een drama betekende. Het lage dek van een sleepboot biedt minder beschutting tegen de opgezweepte grondzeeën dan een zoveel hoger boven het water uitste­kend koopvaardijschip en de plaats waar de "Schelde" tegen de grond gedreven was kon onder de heersende om­standigheden bijna niet beroerder zijn. Reddingsboot en zusterschepen probeerden het wrak van de "Schelde" te naderen maar konden niet dicht genoeg er bij komen om enige hulp te bieden. Aan boord werd de toestand ziender­ogen slechter.

Schelde 02Archief Towingline-J van der SterHet licht was uitgegaan en in de stik­donkere verblijven wist stuurman Hartman nog wat jassen en andere kleding­stukken bij elkaar te graaien voor de mensen die uit de machine­kamer aan dek waren ge­vlucht en nu op de brug stonden te trillen van de kou in hun dunne werkpak­je. Maar ook de brug was niet veilig. Het wrak "zet" zich dieper in het zand, de vloed doet het waterpeil stijgen en er blijft voor de mensen maar èèn uitweg: het want. Reeds half verkleumd door het over­zwiepende water, klim­men zij zo hoog mogelijk naar de top van vòòr of achter­mast. Niet allen. Enkelen zien het hopeloze van de strijd om levensbehoud reeds nu in en zoeken nog een ogenblik beschutting achter de stuur- en marconihut, totdat ook daar de zee hen vindt en steeds verder reikt met zijn rillend koude, schuimgekrulde grijp­armen. Als een enkeling bevangen door de koude, zich reeds als het ware vrijwil­lig heeft laten meeslepen met de steeds opnieuw over­komende zeeën, strijdt de jonge lichtmatroos, als laatste op het brugdek zijn afmattende Schelde II  1093astrijd. Met beide armen omklemt hij de massieve voet van de telegraaf, maar met elke nieuwe golf vermindert zijn greep, slaan zijn handen los, totdat de kracht hem gaat begeven om terug te kruipen naar de houvast biedende opstand en hij zich gewillig laat meevoeren in de kille armen van de nimmer be­vredigde zee. In het want vechten de overigen tegen de bijna niet te verduren ellende van verkleuming. Hagel en sneeuw striemen handen en gelaat tot bloedens toe. Ook hier laat een enkeling zich na uren van vertwijfeling geruisloos in zee vallen. Marconist van Boxman heeft nog getracht de matroos van Beek te redden toen deze zich, door de kou bevangen, liet vallen. Hij kon hem echter aan dek niet meer te pakken krijgen. Terug in het want, bond hij zich zelf weer vast.

Korte tijd later bemerkten de mannen die bij hem in de buurt hingen dat hij was gestor­ven. De inspanning was te zwaar geweest voor de uit­geputte toestand waarin hij verkeerde. Er zijn die nacht staaltjes van kameraadschap ten beste gegeven die men niet voor mogelijk had gehouden bij mensen die de uit­putting nabij zijn en de overtuiging hadden dat zij, als de hulp niet spoedig kwam opdagen, moesten loslaten. En ze wisten dat die hulp niet voor daglicht kon komen. Kapitein Weltevrede heeft een uit­geputte stoker zijn jas gegeven en hem urenlang vastge­houden.

Maar ook anderen die nog voldoende uithoudingsvermogen en hoop op redding hadden, stonden op alle manieren hun kameraden bij. Telkens hoorden men de kapitein schreeu­wen: Niet loslaten, jongens. Nog even volhouden. Als het dag wordt, komt de reddingsboot ons halen.

Schelde   SMIT203 2

Tenslotte zakt het water en durven enkelen zich weer op het dek te laten zakken, waar het dekhuis nog enige beschutting biedt. Stuurman Hartman heeft nog courage genoeg om met een lijn overboord te springen en naar de Zuiderpier te zwemmen. Versuft door het met zand ver­mengde zeewater dat hem tegen de palen te pletter dreigt te slaan, haalt men hem na deze heldhaftige daad meer dood dan levend binnen boord en wacht. De reddingboot kon de Zuiderpier niet naderen zonder gevaar te lopen zelf te stranden en het lot van de "Schelde" te delen. De enige kans was met een kleine vlet het z.g. Dode Gat binnen te roeien en te trachten de gestrande sleepboot zo dicht mogelijk te naderen. Maar dat kon niet eerder dan bij laag water.

schelde II 2Schipper van der Klooster, van de reddingboot, bemande 's morgens de lichte vlet met leden van zijn bemanning en om 6 uur, tegen daglicht, roeide deze de waterweg over, het Dode Gat in. Zij zagen kans op de pier te komen en met lijnen de schipbreukelingen in de vlet te halen. Maar acht doden moesten zij achterlaten. Enkele uren later bracht de vlet de geredden, die in uitgeputte toestand verkeerden, aan wal. Het waren kapi­tein Weltevrede, stuurman Hartman, tweede machinist Mellema, matroos H.B. Ketting, lichtmatroos L. Poldervaart, tremmer J. Rolhoff en kok W. de Jong.

In de loop van de nacht waren omgekomen de stokers P.Bal, H.v.d.Plas, J.Sas, de matrozen van Beek en H.v.d.Have en lichtmatroos M.Scholten. Dood in het achterwant hing marconist Boxman; eerste machinist Jacob Bijl hing dood in het voorwant. De redders hadden nog getracht beide lijken te bergen. Ze wisten op de pier te landen en klommen in het want. Zij konden echter de sjorringen van de lijnen waarmee beide zich hadden vastgebonden niet los krijgen. Uit verklaringen van de geredden bleek welk een helse nacht de bemanning van de "Schelde" op het wrak had doorgemaakt.Schelde 03Archief Towingline-J van der Ster 2